Geschiedenis
Ontstaan van de tamme watervogels
Het waterrijke Nederland heeft altijd iets gehad met watervogels, zoals zwanen, ganzen en eenden. In het verleden werden watervogels vooral gehouden voor de vlees- en eierproductie.
Tegenwoordig is de bedrijfsmatige houderij economisch minder belangrijk, maar het houden van watervogels als liefhebberij is sterk gegroeid.
Domesticatie
Zwanen, ganzen en eenden behoren tot de oudste ‘huisdieren’ die we hebben. Duizenden jaren geleden is de domesticatie van de oorspronkelijke (wilde) soorten begonnen.
Eenden werden op veel plaatsen op onze aardbol gedomesticeerd. Vooral China met zijn duizenden jaren oude beschaving heeft veel bijgedragen aan het aantal gedomesticeerde watervogels.
Stamvader van vrijwel alle gedomesticeerde eenden is de Wilde eend. Selectie op type, bouw, uiterlijk en grootte leverde uiteindelijk een aantal rassen op voor de productie van vlees en/of eieren, maar ook voor de ‘sier’. De Zuid-Amerikaanse wilde muskuseend is de stamouder van de tamme muskuseend die we in verschillende kleurslagen kennen. Nederlandse Eendenrassen zijn de Hollandse Kwaker, de Noord-Hollandse Krombek en Witborsteend, de Kuifeend, de Dwergkuifeend, de Overbergse eend en sinds enige jaren de Giethoornse eend.
De gans werd zowel in Azië als Europa gedomesticeerd. In Oost was dit de Zwaangans en in West was dit de Grauwe gans.. Nakomelingen van de Zwaangans zijn veelal te herkennen aan de knobbel bij de bovensnavelinplant en een hoger geluid bij de gent, het mannetje. Ganzen werden vooral voor de dons- en vleesproductie gehouden. Ook de vleugelpennen werden voor vele doeleinden gebruikt.
Het enige Nederlandse ganzenras is de Twentse Landgans. De Groninger gans, de Noord-Hollandse gans, de Zuidenaar uit Zuid-Holland en de Maasgans zijn inmiddels uitgestorven.